Den Haag, 2 maart 2025 – Goed nieuws voor autobezitters en importeurs: de keuzevrijheid bij het bepalen van de BPM-belasting op geïmporteerde auto’s is opnieuw bevestigd door recente rechterlijke uitspraken. Zowel de Hoge Raad als de Europese wetgeving stellen duidelijk dat belastingplichtigen zelf mogen kiezen welke methode zij gebruiken om de restwaarde van een voertuig te berekenen. Hierdoor kunnen zij een voordeligere BPM-heffing krijgen.

Wat betekent dit voor autokopers en importeurs?

Wanneer iemand een auto importeert, moet hij BPM (Belasting van Personenauto’s en Motorrijwielen) betalen. De hoogte van deze belasting hangt af van de waardebepaling van de auto. Dit kan op verschillende manieren:

  • De standaard afschrijvingstabel van de Belastingdienst;
  • Een koerslijst, zoals van Autotelex;
  • Een onafhankelijk taxatierapport;
  • Vergelijking met soortgelijke voertuigen in Nederland.

Uit recente uitspraken blijkt dat de Belastingdienst belastingplichtigen niet mag dwingen een minder gunstige methode te gebruiken. De Hoge Raad bepaalde zelfs dat de belastinginspecteur altijd moet uitgaan van de laagste BPM-heffing als de belastingplichtige daarvoor kiest.

Niet alleen voor schadeauto’s

Er was jarenlang discussie over de vraag of taxatierapporten alleen gebruikt mogen worden bij schadeauto’s. Maar een uitspraak van de Hoge Raad maakt duidelijk dat ook voertuigen zonder schade getaxeerd mogen worden als dat een eerlijkere BPM-berekening oplevert. Bijvoorbeeld bij ex-huurauto’s, auto’s met een hoge kilometerstand of voertuigen met speciale kenmerken die de waarde beïnvloeden.

Belastingplichtigen onder druk gezet door de Belastingdienst

Uit praktijkgevallen blijkt dat sommige belastingplichtigen te maken krijgen met indirecte druk vanuit de Belastingdienst om bepaalde taxatiemethodes niet meer te gebruiken. Zo zijn er meldingen van gesprekken waarin ondernemers werden ontmoedigd om taxatierapporten in te dienen. In sommige gevallen werd gesuggereerd dat doorgaan met taxatie kon leiden tot uitgebreide controles, naheffingen of zelfs verlies van afnemers.

In een recent geval werd een ondernemer die taxaties gebruikte, geconfronteerd met waarschuwingen dat zijn klanten gewezen werden op mogelijke risico’s. Dit leidde ertoe dat sommige afnemers besloten geen auto’s meer in te kopen met een BPM-taxatie. Deze vorm van beïnvloeding, ook wel ‘nudge-gesprekken’ genoemd, heeft tot onzekerheid en financiële schade geleid bij betrokken bedrijven.

Bovendien wordt in deze gesprekken ten onrechte beweerd dat taxatie alleen is toegestaan bij voertuigen met meer dan normale gebruiksschade. Dit is misleidend, omdat de Hoge Raad heeft bevestigd dat taxatie ook mag worden toegepast op basis van andere waarde verminderende factoren. Daarnaast wordt in dergelijke gesprekken stelselmatig vermeden om in te gaan op artikel 110 VWEU, dat expliciet stelt dat de BPM op een importauto niet hoger mag zijn dan de rest-BPM in een vergelijkbare Nederlandse auto. Het negeren van deze wetgeving is niet in lijn met de behoorlijkheidsnormen die de overheid moet naleven.

Schending van de behoorlijkheidsnormen

Volgens de Behoorlijkheidswijzer van de Nationale Ombudsman moeten overheidsinstanties zich houden aan de kernwaarden openheid, respect, betrokkenheid en betrouwbaarheid. Dit houdt onder meer in dat de overheid burgers correct moet informeren, geen misleidende of sturende gesprekken mag voeren en altijd open en controleerbaar moet handelen.

De nudge-gesprekken zoals die door de Belastingdienst worden gevoerd, gaan hier rechtstreeks tegenin. De Behoorlijkheidswijzer stelt dat overheidsinstanties verplicht zijn burgers te voorzien van volledige en juiste informatie, ook als dat niet in hun eigen voordeel is. Door artikel 110 VWEU buiten de gesprekken te laten en onterecht te suggereren dat taxatie alleen bij schade is toegestaan, schendt de Belastingdienst deze behoorlijkheidsnormen.

Bovendien bepaalt de Behoorlijkheidswijzer dat de overheid eerlijk en transparant moet zijn en geen verborgen agenda mag hanteren bij gesprekken met burgers. Het doel van deze gesprekken lijkt echter vooral om belastingplichtigen te ontmoedigen hun rechtmatig voordeel te benutten. Dit is niet in lijn met de behoorlijkheidsnormen en ondermijnt het vertrouwen in de rechtsstaat.

De Belastingdienst mag geen druk uitoefenen

Sommige importeurs meldden dat de Belastingdienst hen ontmoedigde om taxaties te gebruiken. De rechters oordeelden echter dat dit niet mag. Als een taxatierapport goed is opgesteld, moet de Belastingdienst dit accepteren en mag er geen boete worden opgelegd.

Europese regels beschermen belastingplichtigen

Volgens artikel 110 van het Verdrag betreffende de Werking van de EU (VWEU) mag Nederland geen hogere BPM heffen op een importauto dan op een vergelijkbaar voertuig dat al in Nederland geregistreerd is. Dit betekent dat belastingplichtigen niet extra belast mogen worden en dat zij het recht hebben om de meest voordelige berekeningsmethode te kiezen.

Wat betekent dit concreet?

  • Belastingplichtigen mogen zelf kiezen welke BPM-methode ze toepassen.
  • De Belastingdienst mag geen druk uitoefenen om een minder gunstige methode te kiezen.
  • Taxaties zijn niet alleen voor schadeauto’s, maar ook voor voertuigen met andere waardebepalende factoren.
  • De Belastingdienst mag artikel 110 VWEU niet negeren in gesprekken met belastingplichtigen.
  • De Belastingdienst moet zich houden aan de behoorlijkheidsnormen en mag belastingplichtigen niet misleiden.
  • Als de BPM-heffing hoger is dan wat nog aan BPM in een vergelijkbare Nederlandse auto zit, moet deze worden verlaagd.

Dit is een grote overwinning voor autobezitters en importeurs. Het betekent dat zij niet alleen geld kunnen besparen, maar ook dat de BPM-heffing eerlijker wordt toegepast. Iedereen die een auto importeert, doet er goed aan om zijn rechten te kennen en te zorgen voor een correcte BPM-berekening.